zaterdag 15 mei 2010

Het Southdown schaap





Sedert vorig jaar hebben we een ooi (de moeder van Cieniemienie) die gefokt is uit een Gotland Pelsschaap moeder en een vader die weer voortkomt uit een kruising Southdown x Wensleydale Longwool.
De laatste combinatie is wel een aparte moet ik zeggen. Het Southdown schaap is klein en de Wensleydale's zijn enorm....
Het zou een kruising zijn die ik zelf niet zo snel zou bedenken. Maar goed, dit ooitje kwam mee met haar tante, het Gotland Pelsschaap.

Een heel jaar heb ik zitten wachten op het vachtje, want dat is dan natuurlijk de grote verassing. In tegenstelling tot haar nichtje (de volle dochter van de Gotland ooi, maar uit eenzelfde combinatie gefokt) heeft zij veel meer een vacht die lijkt op de wol van de Southdown schapen.

Die vacht van de Southdowns is wel heel bijzonder. Het is heel zacht en de microncount ligt dan ook laag, zo tusen de 23 en 25 u. Voor de mensen die dit weinig zegt, hoe lager de microncount, hoe zachter de wol. Zuid- Afrikanen hebben hier een mooie term voor die "prikkelfactor" wodrt genoemd. Hoe hoger de microncount, hoe meer de wol prikt en kriebelt.
De stapellengte is niet zo lang, kenmerkend voor een downtype schaap. Maar het heeft wel weer veel "crimp" oftewel golving.
De wol is zee goed spinbaar, maar kaarden is wel een must. Door die dichtheid en crimp, lukt het niet goed om zo uit de vacht te spinnen.

Maar nu even terug naar de Southdown. Het is niet zo'n groot schaap en is weer verwant aan de Ryeland schapen. Ze zijn er in wit en bruin en het kenmerkende is wel de hele lange rug. Door de relatief korte poten valt die lange rug nog meer op.
Het is allemaal wat uit verhouding. Maar dat is allemaal niet zonder reden. De Southdown is ooit gefokt als vleesschaap en daar hoort een dergelijk "geblokt" voorkomen bij.
Wat verder opvalt is dat er heel veel vacht op zo'n klein schaap zit. de wol zit dan ook overal! Op de poten, de kop is geheel bewold en ergens in de diepte kijken de oogjes je priemend aan.

De Southdown vindt zijn oorsprong in het zuidoosten van Engeland. Ooit was het één van de meest voorkomende rassen en dit ras heeft aan de wieg gestaan van heel veel andere rassen. Die andere rassen werden gefokt om de Southdown te verbeteren.
Nog meer vlees op de botten en dat was ook nodig omdat de bevolking enorm groeide en er vraag was naar veel vlees.

Van één van de meest voorkomende rassen werd de Southdown opeens een bedreigd schapenras. Midden jaren tachtig van de vorige eeuw waren er slechts nog een 1500 dieren te vinden.
Maar de hobbyschapenboer heeft dit leuke ras inmiddels ontdekt. Dat opent weer perspectieven. Er komen langzaam aan weer wat meer Southdowns.

Ik heb inmiddels een deel van de wol gekaard en gemengd met blauwe merino en blauwe zijde. Het wordt heel apart. Het bruin van de wol van de ooi en het blauw van de rompertjes van Cieniemienie. De merino is blauw nummer 7, te verkrijgen via mijn webwinkel www.kleiendraad.nl .

Het voordeel van het hebben van meerdere spinnewielen is dat je kunt afwisselen in datgene wat je wilt spinnen. Dus op het ene spinnewiel wordt nu de rozenknoppenwol gemaakt. En op de andere de Cieniemieniewol.

1 opmerking:

  1. Wat een mooie schaapjes komen er toch voorbij, geweldig. Ik lees het met volle interesse.

    Ik kan ook nog steeds op en top genieten van mijn kruisingen op het landgoed.

    De scheerder vind het nog geen tijd om te scheren, dus je moet nog even geduld hebben voor deze mooie vachtjes.

    Groetjes Wendy

    BeantwoordenVerwijderen